WAAROM DIASPORALIA
THUISHOORT IN DE KATHEDRAAL
Geen betere plek voor Koen Theys’ Diasporalia dan de Sint-Jozefkapel van de Antwerpse kathedraal. Daar beeldt het negentiende-eeuwse retabel scènes uit het leven van de heilige Jozef uit. Het tafereel van Jezus’ geboorte is opvallend atypisch: geen stalletje, geen os en geen ezel. En vooral: geen kribbe. Het kind ligt op een rechthoekig dekentje op de grond. Voor de pasgeboren Messias is er geen plaats in de herberg. Zo deelt Hij het lot van zovele ontheemde en ontwortelde mensen die in de diaspora van het bestaan hun plaats zoeken.
Vluchtelingen worden ze genoemd. Daklozen en sans-papiers worden ze genoemd. Wanneer in de middeleeuwen de stadspoorten ’s avonds werden gesloten, luidde de klok om duidelijk te maken dat niet-burgers de stad moesten verlaten. Clochards werden ze daarom genoemd. Ook vandaag luiden talloze klokken om aan te geven dat wie hier niet thuis is, hier ook niet thuishoort. Diasporalia confronteert ons met het lot van mensen voor wie geen plaats is in onze herberg. Zoals het dekentje voor Jezus, liggen twaalf matrassen op de grond voor mensen die we niet kennen. Op elke matras geven persoonlijke bezittingen iets prijs over de persoon die er zich voorlopig heft genesteld. Hoe zijn ze hier beland? Wat hebben ze moeten achterlaten? Waar zijn deze mensen nu? De toeschouwer kan niet anders dan zich te verbinden met het verhaal achter elke slaapplek.
Bij Koen Theys ontstond de inspiratie voor het kunstwerk uit een bezoek aan de kathedraal. Het resultaat is verbluffend. Een rijkelijk beeld van armoede. Een ontmoeting met afwezige aanwezigen. Schoonheid die verontrust. De eenentwintigste eeuw spoelt overweldigend aan in het historische kader van Antwerpens mooiste, de kathedraal van Antwerpen.
Hoort een kunstwerk met dat thema thuis in een kerkgebouw? Europa is al enige jaren in de ban van een vluchtelingencrisis. Beelden van weerloze mannen, vrouwen en kinderen die hun leven wagen om op gammele bootjes de oversteek naar het oude continent te maken, staan op ons netvlies gebrand. Een mengeling van politieke, economische, religieuze en humanitaire problemen ligt aan de bron van die crisis. Bij velen roept ze een paradoxale mengeling van gevoelens op. ‘We kunnen mensen op de vlucht voor geweld toch niet aan hun lot overlaten?’ hoor je tegelijk met: ‘We kunnen toch niet iedereen op zoek naar een beter leven opvangen?’ Het wordt nog complexer als je inziet dat de humanitaire crisissen in Afrika en het Midden-Oosten niet alleen het gevolg zijn van extreem religieus fanatisme van sommigen, maar ook van kolonialistische mechanismen en economische uitbuiting door rijke landen of multinationals. Voor de internationale vluchtelingenproblematiek bestaan geen gemakkelijke of afdoende oplossingen. Ook de Kerk mag zich dus niet verliezen in clichématige oppervlakkigheden als ze nadenkt over het lot van mensen op de vlucht.
Tegelijk geeft het retabel van Sint-Jozef aan hoe relevant de thematiek is in het evangelie. Het tafereel van de vlucht naar Egypte herinnert de christen eraan dat Jezus zelf, gedragen door zijn ouders, een vluchteling was toen de familie uitweek om aan de moordende afgunst van Herodes te ontsnappen. Wie zich verbindt met Jezus kan niet anders dan zich solidair opstellen tegenover de mens die zijn huis moet achterlaten om zich in veiligheid te brengen. Bovendien blijkt een van de basisteksten van het Oude Testament zowel de joodse als de christelijke gelovige op te roepen nooit te vergeten dat we afstammen van een thuisloze zwerver, onderweg naar het Beloofde Land: ‘Wanneer gij zijt gekomen in het land dat de HEER uw God u in eigendom geeft (…) dan moet gij, staande voor de HEER uw God, zeggen: “Mijn vader was een zwervende Arameeër’’.’ (Deuteronomium 26,1.5) Wie zelf een thuis heeft, zegt de Bijbelse boodschap, mag nooit vergeten dat die thuis ten diepste een geschenk is van God. Daaruit volgt de uitdrukkelijke roeping om zich solidair op te stellen tegenover degenen die hun thuis verloren hebben: de weduwen, de wezen en de vreemdelingen:
Gij moet een vreemdeling niet slecht behandelen en hem het leven niet moeilijk maken, want ge hebt zelf als vreemdeling in Egypte gewoond. Weduwen en wezen zult ge geen onrecht aandoen. Als ge hun tekort doet en hun klagen tot mij opstijgt, dan zal Ik gehoor geven aan hun klagen. (Exodus 22,20-22)
En zo staan we bij Diasporalia voor Sint-Jozef: geroepen tot solidariteit en worstelend met onze onmacht om deze roeping te realiseren. Dus leggen we onze wereld in zijn handen. We vragen om zijn bescherming en zijn familiale zorg. Om beschutting voor de weerloze mensen op de vlucht, om familiale warmte in onze veelkleurige maatschappij. De kathedrale gemeenschap bidt dat de oorspronkelijke bewoners van onze stad zich samen met de nieuwkomers werkelijk thuis mogen voelen in de samenleving waarvan we allen deel uitmaken. Daartoe gaan we graag in dialoog en nemen we concrete initiatieven. Want als het van ons afhangt, weergalmt in het luiden van de klokken niet het vonnis ‘Verlaat het grondgebied’ maar het Bijbelse appel: ‘Wees de hoeder van je broeder!’
Bart Paepen – catalogus ‘Diasporalia’
mei 2018
back
|
|