De Koen brothers
Koen Theys was vorig jaar de grote afwezige op de expo rond Belgische videokunst in de Loketten-zaal. Nu krijgt de Belgische videopionier dan toch zijn eigen overzichtstentoonstelling in het Gentse S.M.A.K. "Ik koos niet zomaar voor video. The Medium is the message.Onlangs had ik een fantastisch
goed interview met Chris Dercon," vertelt Koen Theys enthousiast terwijl hij ons een koffie inschenkt in zijn atelier. Aan de muur hangen uitgeprinte videostills. "De ontmoeting met Dercon duurde twee volle dagen. De neerslag ervan telt 18 pagina's en staat in de nieuwe tentoonstellingscatalogus." Zo lang zijn we niet gebleven in het Brusselse atelier. Maar toch net lang genoeg om alles te vragen over zijn nieuwe expo in het Gentse S.M.A.K. Tijdens ons gesprek loopt Theys' kat driftig heen en weer. Plots springt hij zonder gêne in de maquette van het S.M.A.K. die op een bureau staat. "De sfinx van het S.M.A.K," grapt Theys. "De afgelopen maanden gebruikte ik de maquette om mijn tentoonstelling in te richten. Ik krijg de volledige
benedenverdieping ter beschikking. Daar zullen
"Ik beschouw mezelf als een kunstenaar die werkt met video. Niet als een video- kunstenaar." enkel video's en foto's te zien zijn. Ik maak ook installaties en beeldhouwwerken, maar daarvoor is helaas geen plaats. Dan had ik ook de bovenverdieping van het S.M.A.K. nodig gehad," lacht hij. Hij legt uit hoe belangrijk deze expo voor hem is. "Geloof het of niet, maar toen Philippe Van Cauteren in 2005 de artistieke directie van het S.M.A.K. op zich nam, was ik een van de eerste kunstenaars die hij vroeg om te exposeren.
Eerst stond de tentoonstelling gepland voor
2007, maar door allerhande beslommeringen werd die continu uitgesteld. Ik ben heel blij dat het er nu eindelijk van komt. Zeker in België zijn er heel veel mensen die mijn werk slechts gedeeltelijk kennen. Ik hoop dat deze expo dat zal veranderen. Maar ik verwacht ook internationale weerklank voor de expo."
Hitler in het MoMA
Een van de sleutelwerken op de expo is 'Crime 01': een gewelddadige video geïnspireerd op een homevideo van Adolf Hitler waarin hij zijn Duitse herdershond Blondi filmde. Theys maakte dit werk in 1983. Hij was toen nog student sculptuur aan de academie in Gent. Eigenlijk is het de registratie van een performance die Theys deed in een Gents kraakpand. Op de zwart-witbeelden zie je hoe hij met een hondenmasker voor zijn gezicht het hoofd en de poten afhakt van een dode herdershond. Vervolgens legt hij die bloedende stukken naast een levende baby. "Door dit werk werd ik van de academie gesmeten. Daardoor beschouw ik dit als mijn eerste officiële werk," aldus Theys. Hij was enkele jaren eerder begonnen met video. "Ik had samen met Dirk Paesmans een punkgroepje opgericht. Eerst gaven we vooral concerten, maar dat evolueerde al snel naar artistieke performances. Die registreerden we op video. Via de Brusselse instelling De Nieuwe Workshop konden we onze eerste video produceren. Het budget was omgerekend €750. Geen geld, zeker als je weet dat een videoband van 20 minuten toen €30 kostte. We waren toen pas 17 jaar. Daarna gingen we samen naar de Gentse Academie. Dat was de meest vooruitstrevende van België. Toen we daar twee jaar later samen buiten vlogen — hij hielp me met `Crime 01' — leek het dus zinloos om naar een andere academie te gaan. Daarom begon ik film te studeren in Brussel. Ook daar lag ik regelmatig met mijn docenten in de clinch. Maar in mijn eerste jaar kocht het MoMA mijn film 'Diana' —opnieuw een werk gebaseerd op een homevideo van Hitler waarin een naakte Eva Braun te zien is aan een watervalletje. Ik werd ook regelmatig uitgenodigd voor festivals. Die erkenning gaf me wat credits bij mijn medestudenten en mijn docenten zoals Marc Didden en Dominique Deruddere. Zij waren als echte film- en pelliculeadepten tamelijk sceptisch over video."
Toch had de erkenning van video als kunstvorm nog een lange weg te gaan. Om het medium een duwtje in de juiste richting te geven, richt Theys in '89 samen met zijn broer Frank en een paar vrienden Argos op. Hun doel was eenvoudig: audiovisuele kunst promoten. Dat deden ze door de distributie van Belgische video's te verzorgen. Zij zorgden er met andere woorden voor dat de video's verspreid werden naar buitenlandse festivals, cultuurcentra, musea en televisiestations. "Argos begon letterlijk in de keuken van mijn broer. We hadden een y fax, een telefoon, een computer en een bibliotheek met videobanden. Pas na vijf jaar kregen we onze eerste subsidie. Maar het bleef verlieslatend. We overleefden grotendeels omdat we de distributie deden van de dansvideo's van onder andere Rosas: het gezelschap van de beroemde Belgische choreografe Anne Teresa De Keersmaeker. Op haar beurt verwierf zij internationale faam deels dankzij die video's." Ondanks de inspanningen van Argos bleef video in een verdomhoekje zitten. Theys vertelt: "Ik mocht regelmatig deelnemen aan belangrijke tentoonstellingen. Een hele eer, maar doorgaans werden de videowerken getoond op een tv in een kamertje achteraf.
Mijn werk was één van de 50 films die langs kwamen in één lange loop. Ik kan dus niet beweren dat musea geen videowerk toonden. Maar de kans dat iemand m'n werk zag, was natuurlijk bijzonder klein."
Video op pauze
Eind jaren tachtig stapte Koen Theys tijdelijk over van video op sculptuur. Deels uit economische noodzaak. "In 1989 maakte ik — samen met mijn broer — mijn laatste videowerk: de Wagnertapes (een hedendaagse versie van Wagners opera Der Ring des Niberlungen, nvdr). Financieel was het niet langer haalbaar. Mijn subsidieaanvragen werden heen en weer gestuurd tussen de film- en de beeldende kunstcommissie. Geen van beiden wist er raad mee. Gevolg: ik kreeg geen toelage. Omdat ik geen zeurende gefrustreerde kunstenaar wilde worden, besloot ik me opnieuw te richten op installaties en fotowerken. Sowieso beschouw ik mezelf als een kunstenaar die werkt met video. Niet als een videokunstenaar. Ik wil me niet beperkten tot één discipline. Toen de computers midden jaren '90 sterk genoeg waren om video te verwerken, werd video als medium plots veel goedkoper. Ik begon opnieuw audiovisueel werk te maken. Dat is en blijft toch het centrum van mijn werk. Het lijkt misschien een modernistisch en achterhaald statement, maar voor mij is 'the medium nog steeds voor een groot deel the message'. Je kiest niet zomaar voor een medium. Als prille kunstenaar was ik tegen de vercommercialisering van de kunst. Daarom koos ik bewust voor video, omdat het immaterieel was. Naargelang het medium worden sommige thema's of vraagstellingen relevanter dan andere. Mijn eerste sculptuur kwam duidelijk voort uit de thematiek van de Wagnertapes. Maar natuurlijk miste ik de immaterialiteit van video. Mijn beeldhouwwerken thematiseren dan ook bijvoorbeeld het schizofrene karakter van ideeën die zich via verhandelbare objecten willen uiten. Toen ik jaren later de video-draad weer oppakte, verdween dat thema langaam."
Het laatste Oordeel
Een ander opvallend werk in de expo is 'The Final Countdown': een videocollage van talloze YouTube-filmpjes van de wereldhit The Final Countdown van rockgroep Europe. Theys monteerde de fragmenten minutieus aan elkaar zodat ze naadloos in elkaar overlopen. De projectie is opgevat als drieluik, een verwijzing naar klassieke werken met Het Laatste Oordeel-motief. Op de eindscène zien we een kwelende massa in het donker met overal zoeklichten en in het midden de dirigent als god die mensen naar de hel verbant. De vergelijkingen met het Bijbelse thema zijn evident. "Dit was de moeilijkste montage van mijn hele carrière. Ik had 130 uur basismateriaal en slechts enkele maanden voor de deadline: de biënnale van het Poolse Posnan. Vier maanden lang zat ik 18 uur per dag achter mijn computer om het op tijd af te krijgen. Zelf vind ik dit een van mijn belangrijkste werken. Maar helaas kreeg ik voor dit project geen subsidie los. De commissie vond dat YouTube thuishoorde op het internet, niet in musea."
Leven van de kunst is dus ook na meer dan 30 jaar kunstenaarschap nog altijd ploeteren. Naar eigen zeggen is hij momenteel in onderhandeling met een heel goede galerie, maar details geeft hij niet. Al jarenlang is hij niet verbonden aan een galerie. "Voor video is dat erg moeilijk. Dat is geen commercieel medium. Maar toen ik eind jaren '80 mijn eerste sculptuur toonde op een expo van Jan Hoet, wist ik de interesse van enkele galeristen te lokken. Alle grote waren geïnteresseerd in mij: Micheline Szwajcer, Xavier Hufkens, Joost Declercq. Een moeilijke keuze, maar ik ging voor Declercq. Tegenwoordig is hij directeur van Museum Dhondt-Dhaenens, maar in die tijd was Declercq erg gerespecteerd voor zijn galerie 't Gewad in Gent. Ik koos voor Declercq omdat ik als Gentse student erg had opgekeken naar de prachtige tentoonstellingen die Joost in 't Gewad organiseerde. Het bleek een goede keus. Hij legde me in de watten. Maar na 2,5 jaar was hij failliet. Nadien werkte ik eventjes samen met Albert Baronian. Hij was erg sympathiek, maar ik voelde me daar niet thuis. Hij pushte me verkoopbare dingen te maken. Ik had toen ook galeries in Parijs en Luxemburg. Maar plots realiseerde ik me dat ik middenin het mechanisme zat waar ik altijd zo tegen was. Toen ben ik van de ene op de andere dag met alle drie gestopt. Ik verkocht daardoor veel minder werk, maar ik kon wel het werk maken dat ik wilde. En dat was me veel meer waard. Er zijn zeker goede galeristen, maar er zit ook veel hypocrisie tussen. Ik wantrouw mensen die zeggen te handelen 'uit liefde voor de kunst'. Ik vind dat je pas echt goed met kunst kan omgaan als je er een haat-liefde verhouding mee hebt. Naast de mooie kant zit er in kunst ook heel veel rottigheid. Daarom vind het werk van de Spanjaard Santiago Sierra zo goed. Hij maakt maatschappelijk geëngageerd werk, maar hij beseft ook dat hij als kunstenaar aan de 'verkeerde' kant staat. Aan de kant van de macht, de musea en de rijken der aarde. Andere kunstenaars waarmee ik me verwant voel, zijn Guillaume Bijl, Wim Delvoye, Bruce Nauman en Paul McCarthy. Op de tentoonstelling in het S.M.A.K. zie je duidelijke gelijkenissen tussen mijn eerste werken en het werk waarmee McCarthy nu zo bekend is. Maar hij maakte die werken een stuk later dan ik de mijne. Dat kan ik tijdens zo'n overzichtsexpo laten zien."
Overaanbod
Nu Theys een expo krijgt in het SMAK lijkt zijn plaats in de kunstregisters verzekerd. Wil dat zeggen dat videokunst eindelijk officieel erkend wordt als beeldende kunstvorm? Of is de status van videokunst nog steeds niet evenwaardig? "Nu het zo gemakkelijk en goedkoop is, lijkt iedereen video te maken. In expo's is er werkelijk een overaanbod. Dat zorgt voor inflatie. Veel video's hebben wel een interessant onderwerp — neem nu Palestina of de derdewereldproblematiek — maar zijn artistiek heel banaal. Veel meer dan andere kunstvormen wordt videokunst vaak geselecteerd omwille van het onderwerp. Hoe het is gemaakt, lijkt onbelangrijk. Een grote misvatting die je bijvoorbeeld bij schilderkunst veel minder ziet. Daar is wel oog voor de vorm. En zo hoort het ook. Kunst die enkel draait om het onderwerp en de vorm onbelangrijk acht, resulteert vroeg of laat in sociaal realisme," haalt Theys stellig uit. "Daarnaast bekijken heel veel critici en curatoren videokunst nog altijd alsof het film is. 'Is het een spannend verhaaltje?' Het ontbreekt hen vaak aan inzicht en achtergrondkennis. Dat vind ik echt stuiten.
Iris De Feijter – Collect
Mar. 2013
back
|
|