Ensor boeit mij het meest in zijn massascènes. Ik voel mij ook het meest verbonden met deze werken. Ik denk hierbij dan natuurlijk aan ‘De Intrede van Christus te Brussel’, maar ook aan sommige kleinere tekeningen zoals ‘De Kurassiers te Waterloo’. Toch is er een fundamenteel verschil tussen zijn benadering van het gegeven ‘massa’ en de mijne.

Ensor schildert of tekent duizenden figuurtjes, verwikkeld in luidruchtige bezigheden: fanfares, carnavalstoeten, strandspelen, slagveldscènes, ...etc. Door de composities wordt de drukdoenerij van deze personages daarentegen steeds gerelativeerd. Ze worden opgeslorpt door hun omgeving alsof hun activiteiten niet meer betekenen dan een golfslag in de zee, of de opbolling van een wolk. Iets gelijkaardigs deed Albrecht Altdorfer al in zijn fameuze schilderij ‘Die Alexanderschlacht’. Duizenden soldaten bekampen er elkaar te midden van een indrukwekkend landschap onder een alles naar zich toe zuigende zon. Hoe heviger de strijd van deze personages, hoe potsierlijker hun uitstraling binnen het algemene kader van het werk.

Explicieter dan bij Altdorfer, herleidt Ensor zijn figuurtjes nog meer tot pure ornamentale elementen binnen de algemene compositie van het werk, waardoor ze samen met de rookpluimen, de vaandels, de wolken of de glooien in het landschap als in een weids jugendstil-ornament in elkaar oplossen. Het geheel lijkt vaak één groot ‘all-over’ gekronkel als in een schilderij van Jackson Pollock.

De maskers bij Ensor komen voort uit deze kronkels. Zij verschenen voor het eerst in het behangpapier van de barokke interieurs die hij schilderde. Voor Ensor is zijn omgeving dan ook een woekerende kronkel, een redeloze aberratie. De opeenstapeling van maskers, slierten en verschijningen, vormen als het ware het ornamentale behangpapier van de mentale ruimtes waarbinnen Ensor zich beweegt. Tegenover deze driftige massa’s plaatst hij zichzelf echter als een oase van rust en bezinning. Hij verschijnt er als een lichtbaken van geïdealiseerde zuiverheid, soms in de vorm van een nieuwe Christus. Hij is er de onbevlekte held, die zich, zoals in Hollywoodfilms, beweegt binnen een wereld van perversie en corruptie. Van hem geen karikatuur of masker. Hoe meer rare kwieten hem omgeven, hoe beter hij naar voren treedt als een uniek personage dat zich boven deze blinde drift geplaatst weet. En natuurlijk willen wij ons vereenzelvigen met deze held, en niet met zijn omgeving.

Ikzelf zie mij echter niet als een dergelijke held, maar als iemand die juist integendeel deze massa’s van binnenuit wil denken. Ik ben er als een figurant onder de figuranten. Meer nog, ik wil er alle figuranten tesamen zijn. Ik zie mijn kunstproduktie dan ook niet vanuit het standpunt van mijzelf, maar vanuit het standpunt van alle beeldproducenten tesamen. Geen ‘l’enfer c’est les autres’, maar l’enfer tout court.

Het videowerk ‘Waterloo forever’ bestaat uit beelden van de reenactment van de Slag bij Waterloo die daar jaarlijks plaatsvindt. Er komt geen regisseur aan te pas. Iedereen is er regisseur en figurant tegelijkertijd. Zelfs Napoleon is er een figurant onder de figuranten.


Koen Theys – catalogus ‘Hareng Saur – Ensor en de Hedendaagse Kunst’
Oct. 2010

back