Een mooi uitgeknipte nachtmerrie


Enkele woorden over een tentoonstelling van Koen Theys


In 1998 heeft Koen Theys twee tentoonstellingen samengesteld met op schuim aangebrachte afbeeldingen die hij met de computer heeft ‘gedetoureerd’ en nadien op de muur gekleefd, eerst in de lange gangen van een administratief gebouw in Brussel en nadien in Galerie Xippas. Verschillende mensen die deze werken hebben gezien, vertelden Koen Theys dat de manier waarop hij de figuurtjes had uitgeknipt en opgehangen hen aan kleuterscholen deed denken.

Omstreeks dezelfde tijd stootte hij, bij het doornemen van vroeger gemaakte foto’s, op een foto van kinderen die leerden hoe ze met lijm en watten het silhouet van een schaap dienden vol te plakken. Deze vondst herinnerde Koen Theys aan de opmerkingen over zijn uitgeknipte figuurtjes en bracht hem ertoe foto’s te gaan maken in kleuterscholen.

Het is niet duidelijk wat deze foto’s ‘betekenen’, omdat ze nogal uiteenlopende dingen tonen en omdat we niet meteen begrijpen waarom juist deze dingen gefotografeerd werden. Meestal gaat het om voorwerpen, tekeningen of afbeeldingen die werden aangebracht op muren, kasten of ramen van een klas, allicht met de bedoeling de klas op te vrolijken of gezelliger te maken. Helaas valt het resultaat soms tegen. We begrijpen de bedoeling van de kleuterleidster of kleuterleider, maar deze bedoeling heeft niet echt gestalte gekregen. Grappig bedoelde afbeeldingen van viool spelende huisdieren zijn uitgelopen, afgebladderd of verbleekt, popjes liggen te rusten in doosjes van bij de slager en kindertekeningen hangen broederlijk naast robotfoto’s van gezochte misdadigers. Overal duiken obstakels op: weerbarstige muren, toe plooiende duimspijkers, verdroogd of bruin geworden plakband, loskomende watten, deurknoppen, schakelaars, minder idyllische uitzichten, prijskaartjes, vreemde opdrukken, enzovoort.

Het lijkt wel alsof de foto’s van Koen Theys erop wijzen dat de pogingen tot versiering van kleuterklassen vaak mislukken. We zouden deze mislukking aan de onhandigheid van de kleuterleidsters of kleuterleiders kunnen wijten, maar dat zou niet verklaren waarom deze beelden Koen Theys zo fascineren. Een mogelijke reden is dat de mislukking van deze versieringen misschien geen ontsporing is, maar juist een onafwendbaar gevolg van de opvatting van schoonheid en gezelligheid die eraan ten grondslag ligt. Ik vermoed dat er een blinde manier van omgaan met de werkelijkheid en de schoonheid bestaat die haar uitdrukking vindt in de manier waarop deze klassen worden versierd en die juist door middel van deze versiering bestendigd wordt. Ik vermoed dat Koen Theys dit aanvoelt, maar dat deze intuïtie moeilijk onder woorden gebracht kan worden. Ik vermoed ook dat elke artistieke activiteit op elk moment ten prooi kan vallen aan diezelfde blindheid en dat hierin het intieme verband schuilt tussen deze foto’s en de rest van het oeuvre van deze kunstenaar, waarin dit thema vaak opduikt.


Het narcistische werkelijkheidsbesef

De narcistische mens heeft weinig zelfvertrouwen. Hij hecht daarom veel belang aan wat anderen over hem denken. Hij beschouwt zichzelf doorheen de blik van de anderen. De innerlijke waarde van de dingen of de gebeurtenissen ontgaat hem. De anderen bestaan niet. De wereld is niets meer dan een verlengstuk van de narcist. Omdat hij de wereld enkel kan beschouwen als iets dat naar hemzelf verwijst, wordt niets buiten hem ooit werkelijk. Maar zonder buitenwereld is er geen ervaring mogelijk. Het innerlijk van de narcist is als een bodemloze put zonder kapstokken. Er blijft niets hangen.

Iets in deze foto’s lijkt te suggereren dat echte gezelligheid, echte schoonheid of echte mensen niet bestaan. De werkelijkheid is niet mooi genoeg en moet versierd worden. Tegelijk voel je dat deze versiering als het ware automatisch verloopt. Er worden codes gerespecteerd die zogezegd schoonheid en gezelligheid garanderen, maar tegelijk voel je overal de afwezigheid van een werkelijke ervaring.


Het verdwenen individu

Elk individu in het werk van Koen Theys heeft een of meerdere dubbelgangers. Naast een vuilnisbak of zitbank in een park wordt een andere vuilnisbak of zitbank uit dezelfde productiereeks geplaatst. Vaak wordt het individu tegenover de massa of tegenover een reeks identieke individuen geplaatst. Overal wordt het individu weggevlakt of in de hoek gezet. Een rubberen spiegel weerspiegelt geen gezicht. De toeschouwers van de gezandstraalde glasramen worden zelf als voorwerpen bekeken.
Dit thema wordt sinds enkele jaren gecombineerd met het terugkerende beeld van het hol. Een rubberen zelfportret bestaat uit twee op elkaar geplakte afgietsels van de achterkant van een persoon. Zowel vooraan als achteraan zien we een rug. Het lijkt alsof deze figuur naar binnen is gegroeid en daar in zichzelf kijkt als in een grote lege binnenkant. Een ander zelfportret toont een figuur die met het gezicht naar beneden op de vloer ligt, als een putdeksel of een molshoop. In tal van andere werken zien we hoe Koen Theys zijn werk tracht te ordenen in een soort van gangenstelsel, maar zijn oeuvre is tot leven gekomen en laat zich niet meer temmen. Het oeuvre is zowel spin als web geworden. De kunstenaar lijkt verslonden en aan het gezicht onttrokken te worden door zijn eigen werk.


In de tekst ‘Een autocar is een rijdende camera waar ge in kunt zitten’ heb ik het werk van Koen Theys beschreven als een veelvormig kruip- en hangbeest dat zich ondergronds en bovengronds voortplant en door de kunstenaar schijnbaar ternauwernood in bedwang wordt gehouden, terwijl het in werkelijkheid niet meer is dan het spiegelbeeld van zijn eigen onderzoekingen. Nu merk ik dat we de klaslokalen waarin al deze foto’s werden gemaakt, evengoed zouden kunnen beschouwen als een holenstelsel waarin, net zoals in het oeuvre van de kunstenaar, geëxperimenteerd wordt met beelden. Het warrige, hoekige en soms sombere totaalbeeld van deze experimenten doet denken aan de manier waarop Koen Theys zelf verbanden zoekt tussen de verschillende beelden die hij heeft gemaakt. Zo wordt deze verzameling heterogene foto’s een pendant van zijn eigen oeuvre.


Een afwijkend beeld maakt het individu weer zichtbaar

Wat opvalt aan de foto van de kinderen die leren hoe ze silhouetten van schaapjes met wol moeten beplakken, is dat het wel lijkt alsof ze aan de lopende band staan. Niet alleen de individualiteit van de kinderen wordt ontkend, maar ook de mogelijkheid tot het maken van verschillende soorten afbeeldingen van schapen. Je gaat je afvragen wat de bedoeling is van de te maken afbeeldingen, als ze allemaal op dezelfde manier gemaakt moeten worden. Blijkbaar leren kleuters omgaan met beelden zoals in de Europese Middeleeuwen of in de Egyptische tijd, toen iedereen nog duidelijk wist hoe een beeld eruit moest zien.

Het schokkende is dat er ook een waarheid schuilt in deze benadering van het beeld. Het enige wat wij werkelijk te zien krijgen van een kunstwerk, is de textuur ervan. De intenties van de kunstenaar moeten tot ons komen via die textuur. Daarom lijkt het juister te zeggen dat een kunstenaar niet zijn gevoelens of gedachten vertaalt in een voorwerp of beeld, maar wel een voorwerp of beeld maakt dat gevoelens of gedachten oproept bij de toeschouwer of luisteraar. In dat geval zou het inderdaad kunnen volstaan iemand te leren hoe hij of zij een voorwerp moet maken, opdat dit voorwerp een toeschouwer zou kunnen ontroeren of aan het denken zetten.

Dit moet een ongemakkelijke gedachte zijn voor sommige kunstenaars, maar ze wordt gerelativeerd door het besef dat niemand een kunstwerk kan maken door louter regels toe te passen. Het kunstwerk, het nieuwe inzicht of de ontroering ontstaan juist door de afwijking van de regels, door de mislukking, het scheve en het onvoorspelbare. Het ontsporen van het beeld maakt het individu of de persoonlijke ervaring weer zichtbaar.


Kitsch, sentimentaliteit en kneuterigheid

Een ander terugkerend element in het werk van Koen Theys, dat eveneens verband schijnt te houden met deze reeks foto’s, is zijn belangstelling voor mythische beelden en rustieke interieurs, die we al aantreffen in video’s zoals ‘Diana’, ‘Sleepless Night’ en ‘Het rijngoud’. Van in het begin is Koen Theys gefascineerd door kitsch, sentimentaliteit en kneuterigheid, die opduiken in de vorm van jachttrofeeën, brandende kruisen en tafelkleedjes met Vichy-motief. In zijn latere werk valt dit minder op en hebben we zelfs de indruk dat alles wat naar kitsch of kneuterigheid zweemt wordt weggesneden, maar eigenlijk ligt dit thema juist aan de basis van de collages met de foto’s van huisjes en van alle werken met afbeeldingen van de zitbanken, vuilnisemmers, lantaarnpalen, geknotte bomen en moderne kunstwerken waarmee onze steden worden verfraaid. Ook in deze reeks foto’s voelen we dat de ongemakkelijke lelijkheid van de versierde klaslokalen berust op een hang naar knusheid die formeel geen echte oplossing heeft gekregen, zodat we de indruk hebben dat de werkelijkheid wordt opgeofferd aan een narcistische droom. Het doet een beetje denken aan de manier waarop nostalgische ideologieën verwijzen naar een harmonisch verleden dat nooit heeft bestaan en op basis daarvan het heden veroordelen. (‘Wie droomt over de werkelijkheid, zal haar veranderen in een nachtmerrie’, schreef Carlos Montera.)

Tegelijkertijd blaast de kneuterige kitsch van deze klaslokalen zichzelf op in een bombardement van kleuren. Voor Koen Theys is dit een opwindende ervaring. Bij elke foto die hij je toont, wijst hij vrolijk op de wansmakelijke nevenschikking van de felste kleuren. Ik vermoed dat het amusant is foto’s te kunnen maken waarin alle kleur-conventies met de voeten worden getreden, omdat het onderwerp het zo verlangt.


Een kunst die bijna niets toevoegt aan de werkelijkheid

Toen de Caisse des dépots et consignations Koen Theys vorig jaar in Parijs uitnodigde voor een tentoonstelling, stelde hij voor het meisje dat aan de ingang zit om de toeschouwers te verwelkomen en informatie over de exposant te verstrekken, een dubbelgangster te geven. Dit tweede meisje zou, gezeten aan een identiek tafeltje, de toeschouwer inlichten over de Caisse des dépots et consignations. Op zoek naar bruikbare informatie over deze bank, kwam Koen Theys terecht in haar archief, waar hij een reusachtige fototheek ontdekte. Jarenlang bleek de bank foto’s gemaakt te hebben van alle gebouwen die ze had opgetrokken, gefinancierd of verzekerd. Koen Theys maakte een selectie van deze foto’s en besloot de Caisse des dépots et consignations aan het publiek voor te stellen als een nieuwe fotograaf. Het mooie aan deze tentoonstelling was onder andere dat Koen Theys erin slaagde ons iets te vertellen over banken, tentoonstellingen, fotografieën en de esthetica van het Franse bouwbeleid zonder dat hij zelf iets toevoegde aan wat al bestond.

Ik vermeld deze voorgeschiedenis, omdat Koen Theys voor deze tentoonstelling opnieuw optreedt als een tentoonstellingsmaker die ons laat kennismaken met nieuwe kunstenaars, in casu de kleuterleidsters, de kleuterleiders en de kinderen, maar ook omdat het voorbeeld van de Caisse des dépots aantoont dat hij dit doet in de grootse, Franse traditie van het positivisme. Door op zoek te gaan naar de werkelijkheid zoals die wordt vastgelegd in ondergrondse archieven of zoals die zich afspeelt in aan onze dagelijkse waarneming onttrokken kleuterklassen, voert hij de hedendaagse kunst terug naar haar oorsprong, toen realisme en naturalisme zijn ontstaan door het kopiëren van gerechtelijke verslagen en het beschrijven van de meest alledaagse dingen.


Jot opgedragen.


Hans Theys – catalogus “De Kleuterschool”
Ed. Galerie Xippas, Paris – PBA, Bruxelles 28.12.1999

back